Onderstaande tekst is een voorpublicatie uit mijn nieuwe boek over identiteitsmarketing.

Een pleitbezorger van een gedachtegoed dat nauw verweven is aan identiteitsmarketing is Paul de Chauvigny de Blot, honorair hoogleraar Business Spiritualiteit aan Nyenrode Business Universiteit. Zijn publicatie Business spiritualiteit als kracht voor organisatievernieuwing. Op zoek naar de mystiek van het zakendoen, geschreven ter gelegenheid van zijn oratie, vormt een grote persoonlijke inspiratiebron voor mij. In dit boek trekt De Blot de parallel tussen de visie van Ignatius de Loyola en het moderne zakendoen. De Blot vraagt zich hierin af wat de toekomst van management is en concludeert dat er van fundamentele vernieuwing van organisaties geen sprake is:

Dat organisaties en bedrijven niet fundamenteel vernieuwen, komt vooral doordat met niet genoeg beseft dat organisaties betekenisgevende systemen zijn. De menselijke betekenis van het zakendoen roept twijfels op. Zijn moderne organisaties wel betekenisvol genoeg voor mensen zodat zij hun bijdrage willen en kunnen leveren? Deze vraag raakt het bestaansrecht van organisaties. Zijn werkplekken plaatsen van bezieling en arbeidsvreugde in het leven en werken van mensen of zijn mensen machines van financieel-economisch rendement? Onderdeel van de twijfel is de vraag of en in hoeverre organisaties kunnen of moeten beschikken over een zekere bevlogenheid en zelfs over spiritualiteit om effectief te kunnen functioneren?

De Blot spreekt over de betekenis en het bestaansrecht van organisaties en koppelt beide zaken aan de zingeving van de mens, aan spiritualiteit dus. Het zijn mensen die willen presteren en resultaten boeken. Het zijn mensen die winst willen maken en zo aan het welzijn van mensen werken. Volgens De Blot is spiritualiteit in de context van zakendoen verre van zweverig, zoals vaak gedacht wordt, maar juist reëel en realistisch. Zakendoen is per definitie een spirituele aangelegenheid omdat er mensen bij betrokken zijn die op wat voor manier dan ook in hun werk zin geven aan hun leven. Organisaties die op langere termijn concurrerend willen zijn dienen spiritualiteit zeer serieus te nemen:

Ondernemingen die zich eenzijdig concentreren op de zakelijke deskundigheid en weinig rekening houden met het menselijk welzijn en de spirituele behoeften, scheppen een organisatiecultuur waarin geen plaats is voor arbeidsvreugde. Het gevolg is vaak een hoog ziekteverzuim, grote arbeidsonrust, lage prestaties, talrijke burn-outs en conflicten.

In zijn boek beschrijft De Blot hoe we onder invloed van Descartes en de Verlichting mensen als machines gaan zien waardoor organisaties in de loop van de twintigste eeuw verworden tot mechanische, geestdodende plekken. Tegelijkertijd zijn er in de loop van de geschiedenis voortdurend mensen geweest die zich tegen dit mechanische mensbeeld hebben verzet. Waren deze mensen lange tijd zonderlingen wiens ideeën nauwelijks serieus genomen werden, inmiddels is hun aantal toegenomen evenals hun geloofwaardigheid en invloed. Er is een heuse paradigmaverschuiving gaande die inhoudt dat we een onderneming niet meer als een machine, maar als een levend organisme zien. Dat betekent dat organisaties net als levende wezens beschikken over een (collectief) bewustzijn en gekenmerkt worden door een bepaalde (organisatie)cultuur. De ontwikkeling van deze cultuur begint op het spirituele niveau:  “waarin de organisatiecultuur bezield wordt door een bepaalde mythe, een verhaal of een droom, waaruit de organisatie haar inspiratie put, haar idealen en waarden. Op dit mythologische niveau gaat het om de vraag naar identiteit: wie zijn we, wat willen we en wat is ons verlangen als ideaal? (…) Vaak is de mythe te herleiden naar het verhaal van de stichting van de organisatie, waarin het beeld van de stichter met zijn of haar idealen concrete vorm krijgt.”